‘Omdat je schijnbaar niet weet hoe een jongedame zoals jij om hoort te gaan met haar lijfwacht, zul je de schildknaap niet meer zien. Over zeven dagen trouw je met je verloofde en daarmee uit!’
De woorden van de koning spookten nog steeds rond in Tiffany’s hoofd. De wacht van haar vader had haar naar haar kamer gebracht en de deur op slot gedaan. ‘Afkoelen’, was de boodschap, maar daar had de prinses geen boodschap aan. Ze greep de stoel van haar kaptafel en klemde de rugleuning onder de deurklink. Als ze weer naar buiten kwam, was dat omdat zij daar zelf voor koos. Niet een of andere wachter en zeker niet de koning en koningin.
Sneeuwbal kefte vanaf het voeteneind van Tiffany’s bed. Het hondje had vanavond haar weg alweer teruggevonden naar Tiffany’s kamer.
“Stomme ouders, stomme Eugène… Stomme ik...” mompelde de prinses. Ze strompelde naar haar bed toe en liet zich voorover op haar matras vallen. Haar wang legde ze tegen de sprei en ze keek Sneeuwbal aan. “Ik heb daarstraks Noah gekust, weet je,” vertelde ze haar hondje. “Het was best geweldig. Er klopte gewoon iets aan. Ze is altijd zo aardig en lief en attent. En ik weet dat dat soort van haar werk is, maar het is met Noah altijd zo anders dan met heer Lance. Misschien is het omdat ze verliefd op me is...” Haar stem kraakte om het brok in haar keel. “Misschien is het omdat ik op háár verliefd ben.” Tiffany snikte. “Maar nu heeft moeder het gezien en mag ik haar niet meer zien en moet ik volgende week al met Eugène trouwen en dat wil ik helemaal niet! Ik vertrouwde hem en hij verraadde mij en met verraders trouw je niet!”
Sneeuwbal proestte.
“Maar wat had ik anders moeten doen? Hèm verraden? Wie weet wat hem en James daar in Supricië boven het hoofd hangt als iemand er ooit achter komt. Daar wil ik niet aan meewerken.” Tiffany probeerde te lachen toen haar hondje haar pootje op Tiffany’s hand legde alsof ze haar sterkte in probeerde te boezemen, maar haar gezicht wilde niet meewerken. “Misschien is het beter zo. Verkering met Noah had ik anders toch niet gemogen en nu kan ze gewoon verder gaan zonder mij.”
Het hondje zat strak overeind en keek naar de open balkondeuren. Niet veel later klonk er een doffe klap op het balkon, nauw gevolgd door een pijnlijke kreun. Sneeuwbal rende door de gordijnen naar buiten toe. Voorzichtig volgde Tiffany haar hondje om te zien wat er aan de hand was.
“Noah, ben je helemaal betoeterd?!” riep Tiffany toen ze de gordijnen openscheurde. Daar, op het balkon, vond ze Noah geknield naast Sneeuwbal, die eiste geaaid te worden. Of anders. “Mijn ouders laten je wat doen als ze er achter komen dat je hier bent!”
“Roep dan niet zo,” fluisterde Noah. Zij leek haar hoofd onder deze omstandigheden koeler te houden dan Tiffany.
“Juist. Ja. Precies. Natuurlijk.” De prinses ademde eens diep in door haar neus in een poging om zich te kalmeren, maar begon direct heen en weer te ijsberen. “Hoe blijf jij zo kalm? Ben jij niet van streek over deze hele situatie? Straks moet je het land uit.”
Noah fronste en keek sipjes naar de grond. Haar hand verdween uit de vacht van Sneeuwbal voordat ze opstond en Tiffany aankeek met blauwe, waterige ogen.
“Lichtelijk teleurgesteld. Niet van streek,” mompelde ze. Ze schudde haar hoofd langzaam. “Ik wist vanaf de seconde dat Lance ons aan elkaar voorstelde, dat dit eraan zat te komen. Dit kon niet eeuwig duren, Tiffany.”
“Ik weet ook wel dat dit niet eeuwig kon duren… maar voor mij duurde het te kort.”
Er klonk geklop op Tiffany’s slaapkamerdeur. De prinses draaide zich om, om te antwoorden, maar Noah was te snel. Ze greep haar bij haar hand, trok de prinses dicht tegen haar aan en drukte wanhopig hun lippen tegen elkaar. Het was klein, kort en liefdevol, maar tegen het einde snakten de twee toch naar adem.
Tiffany wilde iets zeggen. ‘Laten we samen weglopen’, ‘verlaat me nooit meer’, ‘ik hou van je’, wat dan ook. Maar niets verliet haar mond.
“Het was leuk voor zo lang het duurde, toch?” zei Noah. Ze had een verdrietige glimlach op haar gezicht en haar ogen begonnen over te lopen van de tranen.
“Dus we geven zomaar op?” Tiffany zei het vol ongeloof, maar diep van binnen wist ze dat het de enige optie was toen het geklop, gebons werd.
“Ik moet gaan,” zei Noah gehaast en drukte een laatste kus tegen Tiffany’s voorhoofd. “Dank je wel voor deze paar weken. Ik zal ze nooit vergeten. En jou ook niet.” Ze trok zich terug toen de wachter buiten de deur begon te roepen. In één soepele beweging klom Noah over de rand van het balkon, langs de rozenstruik naar het bootje in de gracht.
“Ja, ja, ik kom al!” riep Tiffany naar de deur, in de hoop wat tijd te rekken voor Noah terwijl ze weg roeide. “Mag ik nu ook al niet meer in mijn eentje op mijn kamer jammeren?!”
Tiffany schoof de stoel onder de klink vandaan en rukte de deur van haar slaapkamer open om te zien wat er aan de hand was. Ze had niet veel teleurgestelder kunnen zijn toen ze oog in oog kwam met Eugène.
“Wat moet je?” eiste ze ongeduldig. “Ik weet namelijk niet of je het door hebt, maar ik heb niet zo’n beste avond en zeker niet dankzij jou.”
“Daarom ben ik juist hier,” verklaarde Eugène. “Het spijt me.”
“Wat spijt je? Dat het nooit iets tussen ons is geworden? Dat ik de enige ben van ons tweeën die haar verantwoordelijkheden ooit serieus heeft hoeven nemen? Of was het misschien dat we beloofden solidair aan elkaar te zijn en ik jou vervolgens zoenend met je bediende betrap, terwijl het bal ter ere van onze verloving in volle gang is?”
“Tiffany, alsjeblieft, dit is mijn enige kans om koning te worden!”
“Als dit een poging is om het weer goed te maken met mij, stel ik voor dat je je woorden wat zorgvuldiger kiest.” De prinses vouwde haar armen over elkaar. Ze had het wel zo ongeveer gehad met de prins.
“Oké, dat kwam er niet voordelig uit, maar… we weten allebei dat het nooit iets tussen ons kan worden. Jij valt op meisjes, ik op jongens. Waarom kunnen we dan niet, weet je wel, trouwen en dan iemand ernaast houden? Ik James, jij Noah?”
“Omdat dat niet is wat ‘trouw’ betekent, of wel?” Tiffany was ziedend. Hoewel de gedachte om met Noah weg te lopen kort door haar gedachten gepasseerd was, moest ze er niet aan denken om haar volk in de steek te laten. “Ik dacht dat we het aan onze onderdanen verschuldigd waren. Dat het een principekwestie was.”
“Precies ja, ‘was’!” Eugène gooide trots zijn handen in de lucht. “Maar nu we allebei verliefd zijn op een ander, kunnen we er een andere principekwestie van maken.” Hij trok een hand door zijn lange blonde haren. “Het zou niet meer dan eerlijk zijn.”
“‘Eerlijk’? In wat voor wereld is dat nou weer eerlijk? Hoezo is dat eerlijk voor jouw volk en het mijne? En voor Noah en James? Hoe zullen zij zich voelen bij de wetenschap dat zij nooit zullen trouwen met degene van wie zij houden omdat jij zo graag koning wilde worden?”
Eugène deed zijn mond open als een vis op het droge om iets te zeggen, maar Tiffany was hem te snel af.
“Eugène, ik heb tijd nodig,” zei Tiffany en ze sloeg de deur in zijn gezicht dicht.
Comments (0)
See all